De vennootschapsbelasting kent een subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen die een beperkt winstgevende onderneming drijven. Deze vrijstelling geldt alleen als de stichting of vereniging belastingplichtig is en dus een onderneming drijft. De vrijstelling is van rechtswege van toepassing als aan de voorwaarden is voldaan, tenzij op tijd een verzoek is gedaan om af te zien van de vrijstelling. De vrijstelling geldt als de winst van een jaar niet hoger is dan € 15.000 of als de winst van het jaar en de vier voorafgaande jaren tezamen niet meer bedraagt dan € 75.000. Voor de beoordeling of deze laatste grens is overschreden wordt de winst van eventuele verliesjaren in de vijfjaarsperiode op nihil gezet. Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt de werking van de regeling uiteengezet.

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd waarin beleid met betrekking tot de vrijstelling is opgenomen.

Om te voorkomen dat door een onjuiste vaststelling van het eindvermogen van een onderneming over het voorafgaande jaar een deel van de bedrijfswinst onbelast blijft of dubbel wordt belast, is in de rechtspraak de foutenleer ontwikkeld. Met behulp van de foutenleer kan een balansfout worden hersteld in het oudste jaar waarvan de belastingaanslag nog niet definitief vaststaat.

De rechtbank Gelderland is van oordeel dat de foutenleer niet kan worden toegepast om een onjuiste vermogensetikettering binnen een IB-onderneming ongedaan te maken nadat de onderneming is ingebracht in een bv. Volgens de Wet Vpb wordt een bv geacht haar onderneming te drijven met behulp van haar gehele vermogen. Dat betekent dat al het vermogen van een bv ondernemingsvermogen vormt. Anders dan bij een IB-onderneming is bij een bv geen sprake van keuzevermogen, waarbij de ondernemer binnen de grenzen der redelijkheid kan bepalen of een vermogensbestanddeel tot zijn ondernemingsvermogen behoort of tot zijn privévermogen. Het leerstuk van de vermogensetikettering is kenmerkend voor de inkomstenbelasting en eindigt op het moment dat de onderneming wordt ingebracht in een bv. Omdat er geen sprake is van keuzevermogen in de bv kan de balans van de bv geen fout door een onjuiste keuze bevatten. Dat betekent dat de foutenleer niet kan worden toegepast.

Een in Nederland gevestigde vennootschap, die ten minste 95% van de aandelen houdt in een andere in Nederland gevestigde vennootschap, kan op verzoek met die dochtervennootschap een fiscale eenheid vormen. Na de vorming van een fiscale eenheid is alleen de moedervennootschap belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting, voor de geconsolideerde winst. Door de consolidatie zijn interne transacties fiscaal onzichtbaar. In bepaalde gevallen leidt de regeling van de fiscale eenheid tot een gunstigere fiscale behandeling dan wanneer er geen fiscale eenheid zou zijn.

Het Hof van Justitie EU heeft de situatie van een grensoverschrijdend concern vergeleken met de situatie van een Nederlands concern. Het grensoverschrijdende concern kon geen gebruik maken van de regeling voor de fiscale eenheid en kreeg daardoor te maken met de renteaftrekbeperking die winstdrainage tegengaat. Binnen een fiscale eenheid is deze aftrekbeperking niet van toepassing. Volgens het Hof van Justitie EU is dit verschil in behandeling niet verenigbaar met de Europeesrechtelijke vrijheid van vestiging. Als gevolg van het arrest van het Hof van Justitie EU heeft het kabinet reparatiemaatregelen aangekondigd. Het wetsvoorstel met de aangekondigde maatregelen is nu ingediend bij de Tweede Kamer.

Het wetsvoorstel komt erop neer dat niet bepaalde voordelen van de fiscale eenheid worden toegekend aan het grensoverschrijdende concern, maar dat deze voordelen worden onthouden aan fiscale eenheden. Dit betekent dat een aantal wettelijke bepalingen moet worden toegepast alsof er geen fiscale eenheid is. Het wetsvoorstel kent terugwerkende kracht tot 25 oktober 2017 om 11.00 uur. Op dat tijdstip is een persbericht uitgegaan waarin de reparatie is aangekondigd. Naast de toepassing van de renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage gaat het om onderdelen van de deelnemingsvrijstelling, de renteaftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente en de verliesverrekening bij wijziging van het belang. Door de voorgestelde wetswijziging komen bepaalde interne transacties ondanks het bestaan van een fiscale eenheid toch tot uitdrukking in de winst. De bepaling van de winst gebeurt ten dele alsof de moeder- en dochtermaatschappij(en) zelfstandig belastingplichtig zijn. Een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting wordt door de voorgestelde maatregelen op dezelfde wijze behandeld als een grensoverschrijdend concern.

Renteaftrekbeperking tegen winstdrainage
De renteaftrekbeperking tegen winstdrainage moet worden toegepast alsof de maatschappijen van de fiscale eenheid zelfstandig belastingplichtig zijn. Dat geldt ook voor op 25 oktober 2017 om 11.00 uur bestaande situaties. De in beginsel niet aftrekbare rente op grond van de aftrekbeperking wordt gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de periode voor 25 oktober 2017 en een deel dat betrekking heeft op de periode die is aangevangen op 25 oktober 2017. Alleen het laatste deel is niet aftrekbaar voor zover het gaat om fiscale eenheden. De renteaftrekbeperking is niet van toepassing op de periode vóór 25 oktober 2017.
De renteaftrekbeperking ter voorkoming van winstdrainage kent twee tegenbewijsregelingen. Deze gelden uiteraard ook voor de fiscale eenheid. Door binnen concern te reorganiseren of door omzetting van de vordering in aandelenkapitaal kan de renteaftrekbeperking worden voorkomen.

Renteaftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente
Ook de renteaftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente moet worden toegepast alsof de maatschappijen van de fiscale eenheid zelfstandig belastingplichtig zijn en zonder beperking in de tijd. De rente is niet aftrekbaar voor zover deze uitkomt boven een bedrag van € 750.000. De door toepassing van deze bepaling in beginsel niet-aftrekbare rente is alleen niet aftrekbaar voor zover deze is toe te rekenen aan de periode die is aangevangen op 25 oktober 2017.

Verliesverrekening bij wijziging van het belang
De regeling van de verliesverrekening bij wijziging van het belang is bedoeld om de handel in verliesvennootschappen tegen te gaan. Dat gebeurt door de verrekening van verliezen rond het tijdstip van wijziging van het belang in de vennootschap te beperken. Door deze regeling toe te passen als ware er geen fiscale eenheid kunnen verliezen van een maatschappij, die zijn geleden voor een belangrijke wijziging in de aandelenverhouding, niet worden verrekend met later behaalde winst van deze maatschappij.

Niet-kwalificerende beleggingsdeelneming
De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op een zogenoemde niet-kwalificerende beleggingsdeelneming. Door de wijziging van de regeling van de fiscale eenheid gaat deze uitzondering ook gelden binnen een fiscale eenheid. Dat betekent verplichte herwaardering voor een dochtermaatschappij die aan de voorwaarden voldoet, met een hogere winst voor de fiscale eenheid als gevolg. Voor deze wijziging geldt geen terugwerkende kracht, omdat de wijziging niet was aangekondigd in het persbericht.

Innovatiebox
Voor immateriële activa, die vóór 1 juli 2016 zijn voortgebracht en waarvoor is gekozen voor toepassing van de innovatiebox, geldt dat de voordelen uit die immateriële activa in aanmerking worden genomen voor 5/H gedeelte. H staat voor het percentage van het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting voor het jaar waarin het voordeel is genoten. Voor andere immateriële activa geldt vanaf 1 januari 2018 dat de voordelen in aanmerking worden genomen voor 7/H gedeelte. Het verschil in effectief tarief wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 maart 2018 opgeheven.

De vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer heeft vragen gesteld aan de staatssecretaris over zijn brief inzake de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking.

De eerste Europese Anti-Tax Avoidance Richtlijn (ATAD1) verplicht de lidstaten van de EU om maatregelen te nemen tegen uitholling van de belastinggrondslag in de vennootschapsbelasting. Het kabinet kiest voor een maatregel die de aftrek van rente beperkt voor bedrijven met een overschot aan vreemd vermogen. Dat moet leiden tot een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen in de vennootschapsbelasting. De (onbegrensde) aftrekbaarheid van rente stimuleert het financieren van ondernemingsactiviteiten met vreemd vermogen. Om dit tegen te gaan wil het kabinet geen uitzondering voor financieringen in groepsverband opnemen. Het kabinet is geen voorstander van het aanbrengen van een onderscheid tussen het financieren met leningen van derden en leningen van groepsmaatschappijen. De maatregel treedt in werking als het per saldo verschuldigde bedrag aan rente meer bedraagt dan € 1 miljoen. Er komt geen eerbiedigende werking voor bestaande leningen.

Het invoeren van deze generieke renteaftrekbeperking schept de ruimte voor het afschaffen van enkele bestaande specifieke renteaftrekbeperkingen. Dat betreft in ieder geval de aftrekbeperking voor bovenmatige overnamerente. Deze overnameholdingbepaling zal met ingang van 1 januari 2019 vervallen. In het Belastingplan 2019 zal worden aangegeven welke andere renteaftrekbeperkingen zullen worden afgeschaft. In het regeerakkoord is opgenomen dat de renteaftrekbeperking, die winstdrainage tegengaat, blijft bestaan.

Er komt een overgangsmaatregel bij de spoedreparatie van het regime van de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting. Dat heeft de staatssecretaris aangekondigd in antwoord op Kamervragen. Deze overgangsmaatregel moet de scherpste randjes van de aangekondigde reparatiemaatregelen halen. Doelstelling van de overgangsbepaling is te bewerkstelligen dat de reparatie van de renteaftrekbeperking tot en met 31 december 2018 niet van toepassing is op renten, kosten en valutaresultaten die betrekking hebben op een op 25 oktober 2017 om 11.00 uur bestaande schuld aan een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijke persoon. De schuld moet verband houden met één van de volgende rechtshandelingen:

Ook de rechtshandeling moet vóór 25 oktober 2017 zijn verricht. Het totale rentebedrag mag per twaalf maanden niet meer dan € 100.000 zijn. Wanneer de rente hoger is dan € 100.000 per twaalf maanden, dan is de overgangsmaatregel niet van toepassing. Dat betekent dat de renteaftrekbeperking wordt toegepast op het volledige bedrag aan rente aan verbonden personen of lichamen alsof er geen fiscale eenheid bestaat. De staatssecretaris verwacht hiermee het mkb voldoende gelegenheid te bieden om de financieringsstructuur aan te passen binnen de overgangsperiode om nadelige gevolgen van de reparatiemaatregelen te voorkomen.

Op 25 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal (A-G) van het Hof van Justitie EU geconcludeerd dat de Nederlandse regeling van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting in bepaalde opzichten in strijd is met het EU-recht. Naar aanleiding van deze conclusie van de A-G zijn direct spoedreparatiemaatregelen aangekondigd voor het geval het Hof van Justitie EU de conclusie van de A-G zou volgen. Die uitspraak is er nu. Het Hof van Justitie EU heeft de zienswijze van de A-G overgenomen.

De eerder aangekondigde reparatiemaatregelen zullen in het tweede kwartaal van 2018 als wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden. Onderdeel van het wetsvoorstel zal invoering met terugwerkende kracht tot woensdag 25 oktober 2017, 11.00 uur zijn. Dat is het tijdstip waarop de spoedreparatiemaatregelen zijn aangekondigd. De staatssecretaris merkt op dat het bestaande regime van de fiscale eenheid binnen afzienbare termijn moet worden herzien en opgevolgd door een toekomstbestendige concernregeling.

Verliezen in de vennootschapsbelasting kunnen verrekend worden met winsten van eerdere of latere jaren. De verrekening van verliezen is niet onbeperkt in de tijd. Een verlies uit een jaar kan worden verrekend met de winst van het voorgaande jaar en met de winsten van de negen jaar volgende jaren. Verrekening van een verlies geschiedt in de volgorde waarin de winsten zijn ontstaan, dat wil zeggen eerst voor zover mogelijk met de winst van het oudste jaar. Verliezen worden door de Belastingdienst bij beschikking vastgesteld. Het verdient aanbeveling om deze beschikking na ontvangst te (laten) controleren. Let ook goed op de verrekentermijnen.

Op de aanslag Vpb 2013 van een bv stond een bedrag aan niet verrekende verliezen van € 153.838 vermeld. Dat bedrag was volgens mededeling op het aanslagbiljet opgebouwd uit verrekenbare en niet-verrekenbare verliezen uit het verleden plus het vastgestelde verlies van het boekjaar 2013. In de aangifte 2014 vermeldde de bv een winst van € 144.283. Na verrekening van verliezen bedroeg het belastbaar bedrag volgens de aangifte nihil. De Belastingdienst verrekende bij de aanslag slechts € 117.670 aan verlies omdat het restant niet meer verrekenbaar was, aangezien de termijn van negen jaar al voor 2014 was verstreken.

De rechtbank was van oordeel dat van het ultimo 2013 aanwezige verlies van € 153.838 een bedrag van € 36.168 door tijdsverloop niet meer verrekenbaar was. De vermelding van een bedrag aan niet-verrekende verliezen inclusief een bedrag aan niet-verrekenbare verliezen leidt niet tot het in rechte te beschermen vertrouwen dat in afwijking van de wettelijke regeling het gehele verlies nog verrekenbaar zou zijn. Dat kwam door de expliciete vermelding op het aanslagbiljet dat het bedrag aan niet verrekende verliezen ook niet-verrekenbare verliezen omvatte. De Belastingdienst had bij de vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting over 2014 het juiste bedrag aan verliezen verrekend.