Het ministerie van Financiën is een internetconsultatie gestart ter voorbereiding op een vernieuwing van het verdragsbeleid. In dat kader is ook een lijst van laagbelastende landen opgesteld. De vernieuwing van het verdragsbeleid past binnen de maatregelen om belastingontwijking- en ontduiking tegen te gaan. Tegelijkertijd moet Nederland aantrekkelijk blijven voor het bedrijfsleven.

Nederlandse lijst
De lijst met laagbelastende landen bevat landen zonder winstbelasting of met een tarief van minder dan 7%. Nederland is van plan om Anguilla, de Bahama’s, Bahrein, Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, Guernsey, Isle of Man, Jersey, de Kaaimaneilanden, Koeweit, Palau, Qatar, Saudi-Arabië, de Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten op die lijst te plaatsen. De consultatie geeft betrokkenen de kans om hun kennis over de belastingsystemen van andere landen door te geven voordat de lijst definitief wordt vastgesteld. Dit moet voorkomen dat landen ten onrechte wel of niet op de lijst worden opgenomen. Na 2019 zal de lijst jaarlijks worden geactualiseerd. De lijst zal daarnaast worden gebruikt bij de invoering van de in het Belastingplan 2019 voorgestelde conditionele bronbelasting op dividenden en op interest en royalty’s. Deze laatste zal niet eerder ingaan dan per 1 januari 2021.

Verdragsbeleid
Het huidige verdragsbeleid is aan vernieuwing toe. Het kabinet wil dat verdragen goed aansluiten bij maatregelen die zijn voorgesteld om belastingontwijking tegen te gaan. Dit speelt met name bij belastingverdragen met landen op de lijst van laagbelastende landen.  Ook de heffingsverdeling tussen Nederland en ontwikkelingslanden is toe aan vernieuwing, aan de hand van een nieuw VN-Modelverdrag. Het ministerie van Financiën wil niet alleen reacties op deze onderdelen maar staat ook open voor reacties over andere zaken rondom het verdragsbeleid.

De zogenaamde rulingpraktijk van de Belastingdienst staat al geruime tijd ter discussie. Een ruling is een afspraak tussen de Belastingdienst en een belastingplichtige waarin, voordat de aangifte is ingediend, zekerheid vooraf wordt gegeven over de fiscale gevolgen van bepaalde rechtshandelingen. De staatssecretaris van Financiën heeft in februari 2018 aangekondigd dat hij de internationale rulingpraktijk wil herzien. In dat licht heeft hij nu een internetconsultatie geopend waarin betrokkenen worden uitgenodigd om mee te denken over de toekomst van de rulingpraktijk. Dat kan tot en met 20 september aanstaande. Een van de vragen die spelen bij de herziening is of wel zekerheid vooraf moet worden gegeven aan bedrijven die een beperkte bijdrage leveren aan de reële economie. Er is als bijlage bij de consultatie een werkdocument gepubliceerd waarin de kaders en uitgangspunten van de herziening en de huidige rulingpraktijk zijn beschreven.

De staatssecretaris heeft de volgende vragen geformuleerd:

  1. Aan welke eisen moeten een belastingplichtige voldoen om zekerheid vooraf te krijgen?
  2. Over welke structuren moet de Belastingdienst zekerheid vooraf geven (en in welke situaties niet)?
  3. Hoe kan het proces van afgifte van rulings het best worden ingericht?
  4. Hoe kan de transparantie van de rulingpraktijk worden vormgegeven?

De staatssecretaris zal de Tweede Kamer tegen het einde van het jaar informeren over de plannen voor de vormgeving van de rulingpraktijk.

De Belastingdienst heeft onderzoek gedaan naar de gevolgde procedure bij de afgifte van ruim 4.000 rulings met een internationaal karakter. Niet in alle gevallen zijn de interne procedures gevolgd. De procedurele fouten zijn vooral opgetreden bij de rulings die niet door het APA/ATR-team zijn afgegeven, maar door lokale inspecteurs. Daar zijn in 72 van de 1.361 onderzochte gevallen fouten vastgesteld. In dit onderzoek is alleen de inhoud onderzocht van de rulings waarbij procedurele fouten zijn geconstateerd. Er loopt op dit moment een afzonderlijk onderzoek naar de inhoud van rulings die zijn afgegeven door het APA/ATR-team. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke commissie.

De staatssecretaris van Financiën schrijft aan de Tweede Kamer dat de praktijk van het afgeven van rulings zal worden herzien, ook ten aanzien van de inhoud. Het verstrekken van zekerheid vooraf zal blijven, maar om zogenaamde brievenbusmaatschappijen tegen te gaan zullen strengere eisen worden gesteld. Alleen bedrijven die toegevoegde waarde leveren komen dan nog in aanmerking voor een ruling. Door de afgifte van rulings centraal te coördineren moet meer grip ontstaan op het proces van afgifte en kan eenheid van beleid en uitvoering worden gegarandeerd. De uitkomsten van het inhoudelijk onderzoek zullen gebruikt worden bij de herziening van de rulingpraktijk.

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over dubbele belastingheffing over pensioenen van grensarbeiders uit België. Het belastingverdrag met België wijst het heffingsrecht over privaatrechtelijke pensioenen in beginsel toe aan de woonstaat, zij het dat onder voorwaarden ook de vroegere werkstaat belasting mag heffen. Een van die voorwaarden houdt in dat het pensioen in de woonstaat onvoldoende wordt belast.

Volgens de Belgische rechter kan België op grond van het nationale recht uit Nederland afkomstige pensioenen niet geheel in de heffing kan betrekken. Door deze uitspraken is voor de Belastingdienst onduidelijk of uit Nederland afkomstige pensioenen in België wel voldoende belast worden. Daarom wordt niet zonder meer een vrijstelling voor de loonbelasting gegeven om te voorkomen dat in geen van beide landen belasting wordt geheven over de pensioenuitkering. Daardoor kan dubbele belastingheffing optreden. De onduidelijkheid heeft betrekking op lagere pensioenbedragen. Wanneer het brutobedrag van de pensioenuitkeringen in een kalenderjaar niet hoger is dan € 25.000, is volgens het belastingverdrag alleen de woonstaat heffingsbevoegd.
Omdat zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten dubbele belastingheffing over buitenlandse pensioenen onwenselijk achten, zal op korte termijn overleg plaatsvinden om tot een oplossing te komen.

Met ingang van 1 januari 2019 ontvangen buitenlandse belastingplichtigen niet langer via de loonbelasting het belastingdeel van de heffingskortingen. Dat voorkomt dat buitenlandse belastingplichtigen heffingskortingen via de inkomstenbelasting terug moeten betalen wanneer zij daar geen recht op hebben. Het gaat om circa 350.000 buitenlandse belastingplichtigen. Er zijn circa 130.000 buitenlandse belastingplichtigen, die recht hebben op dezelfde heffingskortingen als binnenlandse belastingplichtigen. Zij kunnen de heffingskortingen via hun aangifte inkomstenbelasting incasseren. Via een voorlopige aanslag inkomstenbelasting kunnen zij de heffingskortingen al in de loop van het kalenderjaar te gelde maken. Over deze wijziging zijn Kamervragen gesteld.

In antwoord daarop zegt de staatssecretaris van Financiën dat er in verband met controle- en invorderingsmogelijkheden voor is gekozen om de heffingskortingen alleen bij buitenlandse belastingplichtigen van wie is vastgesteld dat zij daarvoor in aanmerking komen via een voorlopige aanslag uit te betalen. Voor nieuwe gevallen geldt dat wanneer is vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor de heffingskorting deze vervolgens via de voorlopige aanslag in volgende jaren kan worden uitbetaald. De aanvraag daarvoor hoeft niet elk jaar opnieuw te worden gedaan.

Het belastingverdrag met België bevat een specifieke non-discriminatiebepaling. Op grond daarvan hebben inwoners van België met in Nederland belast inkomen naar rato recht op persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen, waaronder bepaalde heffingskortingen. Om uitvoeringstechnische redenen worden de heffingskortingen volledig verleend, ongeacht welk deel van het wereldinkomen in Nederland mag worden belast.