Op 1 januari 2020 is een nieuwe ‘Regeling onwerkbaar weer’ in werking getreden. Als een buitengewone natuurlijke omstandigheid (bijv. vorst, sneeuw en overvloedige regenval) zich voordoet én is voldaan aan de overige voorwaarden zoals beschreven in de regeling, kan een werkgever na het verstrijken van een aantal wachtdagen worden vrijgesteld van de loondoorbetalingsplicht. De regeling bestond al, maar er zijn per 1 januari 2020 een aantal wijzigingen doorgevoerd.

Wachtdagen
Bij vorst, ijzel en sneeuwval gelden twee wachtdagen per winterseizoen (1 november t/m 31 maart), bij overvloedige regenval negentien wachtdagen per kalenderjaar). Tijdens de wachtdagen moet het loon gewoon doorbetaald worden aan de werknemers. Nadat de wachtdagen zijn verstreken, kan men aanspraak maken op WW voor de werknemers bij onwerkbaar weer.

Melding per dag
De werkgever dient vanaf 1 januari op iedere dag waarop ten gevolge van buitengewone natuurlijke omstandigheden niet gewerkt kan worden, een melding te doen aan het UWV.

Voorwaarden melding
De werkgever moet gebruik maken van het door het UWV beschikbaar gestelde formulier. De melding dient in het geval van buitengewone natuurlijke omstandigheden waarvoor twee wachtdagen gelden vóór 10.00 uur in de ochtend te zijn ontvangen door het UWV.

CAO aanpassen
Indien men als werkgever gebruik wil maken van deze regeling, dient hier een artikel over te zijn opgenomen in de CAO. Daarnaast moet vanaf 1 november 2020 in de CAO aangegeven worden om welke weersomstandigheden het gaat.

Het Platform Landbouw heeft de ‘Landelijke Landbouwnormen 2019’ gepubliceerd. Deze publicatie bevat de normbedragen voor 2019 voor de meest gangbare kostenposten en voor bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden voor agrarische bedrijven. Deze normen gelden alleen voor ondernemers en alleen voor agrarische activiteiten in Nederland. Ondernemers moeten de normen gebruiken om de jaarwinst van hun bedrijf te bepalen en bij de verwerking daarvan in de aangiften inkomstenbelasting en/of vennootschapsbelasting. Alle bedragen in de Landbouwnormen worden vermeld exclusief omzetbelasting.

Voor de biologische land- en tuinbouw zijn er geen aparte normen, omdat deze sector te divers is om er normen voor te ontwikkelen. Afwijken van de landbouwnormen is alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Afwijkingen moeten in de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting worden vermeld, met opgave van redenen voor de afwijking. De normbedragen zijn gebaseerd op kostprijsberekeningen. Bij eigen verbruik en privégebruik is geen sprake van normen, maar van richtbedragen. Van de richtbedragen mag worden afgeweken mits aannemelijk gemaakt kan worden waarom deze niet van toepassing zijn.

Het Platform Landbouw is een samenwerkingsverband van de Belastingdienst en LTO Nederland.

De eerder dit jaar aangekondigde en in concept gepubliceerde Subsidieregeling sanering varkenshouderij (Srv) is definitief vastgesteld. De regeling is op 11 oktober in de Staatscourant geplaatst. De Srv biedt varkenshouders die willen stoppen een marktconforme vergoeding voor het varkensrecht en een vergoeding voor het waardeverlies van de stallen. De regeling wordt op 25 november opengesteld. Het varkensrecht van stoppende boeren wordt opgekocht en uit de markt genomen. Hierdoor zal het aantal varkens in Nederland afnemen. De hoogte van de vergoeding voor het varkensrecht wordt enkele dagen voordien vastgesteld op basis van de dan geldende marktprijs. Varkenshouders die deelnemen aan de Srv mogen geen nieuwe varkenshouderij starten.

Inschrijving voor deelname aan de regeling is mogelijk van 25 november 2019 tot 15 januari 2020. De aanmelding verloopt via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

In het regeerakkoord heeft het kabinet de komst van een bedrijfsovernamefonds voor jonge boeren aangekondigd. Dat fonds dient om de overname van het gezinsbedrijf en investeringen in innovatie te financieren. De minister van Landbouw heeft in een brief aan de Tweede Kamer de hoofdlijnen van het bedrijfsovernamefonds uiteengezet.

Het fonds is niet bedoeld voor de financiering van de bedrijfsovername zelf, omdat daarvoor andere instrumenten bestaan zoals de Borgstellingsregeling Landbouw. De minister wil overnemende en startende agrarische ondernemers uitdagen om bij de bedrijfsovername te investeren in innovatieve en duurzame bedrijfsontwikkeling. De aanvullende investeringen moeten op basis van een reële begroting van het investerings- of bedrijfsplan bijdragen aan een of meer toetsingscriteria van de Landbouwvisie. De aankoop van extra grond en van dieren- en fosfaatrechten wordt uitgesloten van het fonds vanwege het prijsopdrijvende effect.

Het beschikbare budget bedraagt € 75 miljoen. De minister wil € 64 miljoen gebruiken voor een nieuwe Garantieregeling Vermogensversterkend Krediet (VVK) en € 11 miljoen voor het opzetten van een opleidings- en coachingstraject. De Garantieregeling VVK moet het voor financiers aantrekkelijker maken om achtergestelde leningen te verstrekken. Onderzocht wordt om de Garantieregeling VVK als een nieuwe regeling onder de bestaande Borgstelling MKB-Landbouwkredieten te brengen en uit te laten voeren door RVO.nl. Door gebruik te maken van een bestaande regeling kan de nieuwe regeling relatief snel en gemakkelijk operationeel worden.
Het opleidings- en coachingstraject is bedoeld om het agrarisch ondernemerschap te versterken. Er zal cursusmateriaal worden ontwikkeld om boeren inzicht te geven in wat er komt kijken bij de overname van een gezinsbedrijf. Het is de bedoeling dat de nieuwe regeling voor de zomer operationeel is.

Dijken (waterkeringen) tellen niet zonder meer mee voor de Meststoffenwet en de uitbetaling van betalingsrechten. Vanaf dit jaar tellen primaire waterkeringen niet meer volledig mee voor de Meststoffenwet.

Primaire waterkeringen
Primaire waterkeringen zijn zeedijken en dijken langs grote waterwegen en meren. De hoofdfunctie is waterkering en geen landbouw. De beschikkingsmacht en het exclusieve gebruiksrecht liggen bij Rijkswaterstaat. De primaire waterkering is daarom (natuurlijk) grasland met hoofdfunctie natuur (gewascode 336 in Gecombineerde opgave). Of er sprake is van een primaire waterkering kan men zien op de websitehttps://waterveiligheidsportaal.nl.

Niet-primaire waterkeringen
Niet-primaire waterkeringen kan men wel blijven gebruiken voor de uitbetaling van de betalingsrechten en de Meststoffenwet, mits verder aan de voorwaarden wordt voldaan. Deze kan men opgeven met gewascode 265 (blijvend grasland).

Primaire waterkeringen en uitbetaling betalingsrechten
Primaire waterkeringen zijn wel subsidiabel wanneer men de dijken feitelijk in gebruik heeft en er landbouwactiviteiten worden uitgevoerd.

Primaire waterkeringen en de Meststoffenwet
Voor de Meststoffenwet moet de hoofdfunctie van de grond ‘landbouw’ zijn en men moet de feitelijke beschikkingsmacht en het exclusieve gebruiksrecht hebben. Primaire waterkeringen tellen daarom niet mee voor de gebruiksnormen en derogatie (80%-graslandeis). Wel tellen ze mee voor de grondgebondenheid en de mestverwerkingsplicht.

Wanneer er mest wordt aangewend op de primaire waterkeringen, zal in alle gevallen een vervoersbewijs dierlijke meststoffen opgemaakt moeten worden. Worden de primaire waterkeringen beweid, dan is er sprake van uitscharen. Voor de gebruiksnormenberekening zal men dan het aantal uitgeschaarde dieren en de uitschaarduur moeten vastleggen in de administratie, zodat de mestproductie tijdens het uitscharen buiten de berekening kan worden gehouden. Op deze percelen mag maximaal 70 kg fosfaat en 170 kg stikstof per hectare per jaar aangewend worden, tenzij er in de pachtovereenkomst een lagere norm is overeengekomen.

De rechtbank heeft onlangs in een zaak tussen een melkveehouder en jongvee-opfokker geoordeeld dat de fosfaatrechten geheel toekomen aan de opfokker. De melkveehouder had zijn jongvee tussen maart 2015 en maart 2017 laten opfokken door de jongvee-opfokker. Daarna beëindigde hij de opfokovereenkomst. De melkveehouder vroeg de opfokker mee te werken aan het indienen van het formulier ‘In- en uitscharen’ teneinde het aan hem toegekende aantal fosfaatrechten te laten verhogen met de rechten voor de bij de opfokker gestalde dieren op 2 juli 2015. De opfokker weigerde dit.

De voorzieningenrechter stelde vast dat het feitelijk houderschap en niet de eigendomssituatie (op 2 juli 2015) doorslaggevend is voor de toekenning van de fosfaatrechten. Dit betekende dat de fosfaatrechten voor het uitgeschaarde vee in beginsel bij de opfokker berusten. De opfokker heeft niet onrechtmatig gehandeld door geen instemming te geven aan het formulier. Daarbij is redengevend dat het gedurende circa twee jaar opfokken van jongvee verder lijkt te gaan dan alleen het in- en uitscharen van vee, gelet op de duur en intensiteit.

Ook hebben opfokkers behoefte aan en recht op fosfaatrechten. Zonder die rechten kan hun bedrijf niet bestaan. De melkveehouder was ook na afloop van de overeenkomst zijn jongvee niet zelf gaan opfokken, maar had daarvoor een ander gevonden. De melkveehouder had de rechten van de opfokker dan ook niet nodig om zijn bedrijf en de omvang daarvan, zoals die was op 2 juli 2015, te borgen.